Duurzame varkenshouderij

Jan Paul Langens – Varkensarts De Varkenspraktijk, locatie Oss

Tegenwoordig moet alles duurzaam zijn, over welk gebied je ook praat. Maar wat is duurzaam? Volgens de Dikke van Dale bevat duurzaam de volgende facetten: 1) lang durend, 2) weinig aan slijtage of bederf onderhevig, 3) het milieu weinig belastend. Als je artikelen over duurzame varkenshouderij leest, wordt daar dierwelzijn (en volksgezondheid) vaak aan toegevoegd. 

De definitie van duurzaam produceren is op zich al ingewikkeld, maar als we daar ook het dierwelzijn in meenemen wordt het wel zeer complex. Milieu en dierwelzijn gaan niet altijd hand in hand. Daarom ga ik nu niet verder in op dierwelzijn. Als sector doen we veel voor het milieu, maar we zijn nog wel belastend voor de omgeving. In deze wijken we niet af van vele andere sectoren. Wanneer doen we het goed? De diverse onderzoeken maken het antwoord hierop niet gemakkelijker. Conclusies kunnen heel strijdig met elkaar zijn. Ook dit geldt overigens niet alleen voor onze sector. Bijvoorbeeld: is elektrisch rijden de oplossing? Er zijn onderzoeken die voor, maar ook die tegen pleiten. Toch is het zinvol om onszelf bewust te zijn van het vraagstuk en de discussie aan te gaan. Alleen dan kunnen we tot verbeteringen en verantwoord produceren komen.

De varkenshouderij is al sinds jaar en dag bezig met het minder belasten van het milieu. In de jaren ’80 en ’90 woog dat niet op tegen de uitbreiding van de varkensstapel, maar de laatste jaren zien we het aantal varkens in Nederland afnemen, zodat genomen maatregelen extra gunstig doorwerken. Als we eerlijk zijn waren de maatregelen in eerste instantie kostprijs gedreven, maar daarna ook vanuit overtuiging en regelgeving. Mooi aan het varken is dat werkelijk alles gebruikt wordt. Vlees, maar ook botten (bijvoorbeeld bindmiddel), haren (bijvoorbeeld borstels), darmwand (bijvoorbeeld worst) en zo kan ik doorgaan tot alles gebruikt is. Er wordt niets weggegooid. Dat is ook een vorm van duurzaamheid.

Niets is zwart-wit. Dat realiseerde ik me ook weer toen ik hierover nadacht. Alle hieronder benoemde punten zijn te weerleggen, maar er zijn al veel verbeteringen doorgevoerd:

  • Door optimaliseren van genetica, voeding en gezondheid gaat het varken steeds efficiënter om met het voer. We hebben dus minder kilo’s voer nodig voor een kilo vlees.
  • Veel grondstoffen in het voer van varkens komt uit reststromen van de humane industrie. De beschikbaarheid van deze reststromen wordt weliswaar minder, wat in basis gunstig is voor het milieu (efficiëntere productie), maar nadelig is voor onze sector. Toch verwerkt de varkenssector nog steeds producten die anders moeilijk te plaatsen zouden zijn.
  • Er worden meerdere manieren van energie (terug)winning toegepast. Tegenwoordig hebben veel bedrijven zonnepanelen en sommigen een windmolen, maar ook warmte terugwinning vanuit mest en rondpompen van vloerverwarmingswater tussen diergroepen zijn hier voorbeelden van. Restproducten, zoals bijvoorbeeld mest, uit de varkenshouderij worden gebruikt voor de productie van biogas.
  • Er wordt steeds meer gezocht naar de inzet van regionale grondstoffen. Dat is door de omvang nog beperkt mogelijk, maar er komen op dit gebied steeds meer initiatieven van de grond. Regionaal blijkt wel een rekbaar begrip te zijn (in het ene opiniestuk is dat provinciaal en het andere vindt Europees nog acceptabel).
  • Op brede schaal wordt mest verwerkt. Het feit dat het nodig is (hoeveelheid mestproductie ten opzichte van beschikbaar grondoppervlak) is niet duurzaam, maar het bewerken tot een bruikbaar product wel. Jammer dat de regelgeving export haast onmogelijk maakt. Mest bevat tenslotte veel voedingstoffen.
  • Er wordt al lange tijd aandacht gegeven aan de uitstoot van ammoniak en fijnstof. Diverse aanpassingen in de huisvestingssystemen, zoals luchtwassers, verkleining mestoppervlak, spoelgoten en mestkoeling, hebben de uitstoot omlaag gebracht. Op dit moment wordt meer gekeken naar het voorkomen van de vorming van ammoniak (scheiding mest en urine) in plaats van achteraf wegvangen met behulp van luchtwassers.
  • De Nederlandse varkenshouderij is intensief en grootschalig, maar ook een vakkundige en hoogstaande veehouderij. Op milieutechnisch gebied geeft dat mogelijkheden om te investeren in het efficiënt en controleerbaar bewerken van bijvoorbeeld gebruikte lucht. Vakkundigheid bevordert het efficiënt benutten van grondstoffen.

Waar liggen nog aandachtspunten?

  • Het gebruik van voedingsgrondstoffen. Dat betreft gebruik van gronden in ver weg gelegen landen (ontbossing en transport), maar zeker op dit moment ook het verwerken van beperkt beschikbare granen in veevoeding in plaats van het beschikbaar zijn voor humane consumptie (bijvoorbeeld in delen van Zuid-Afrika). Er wordt onder andere onderzoek gedaan naar insecten als alternatieve voedingsbron voor varkens en het extraheren van eiwitten uit grassen, zodat deze benutbaar zijn door varkens.
  • Transport heeft grote invloed op het milieu. In dit kader is het niet gunstig dat slachtvarkens levend over langere afstand vervoerd worden. Alles regionaal slachten en het vlees vervoeren zou kilometers besparen.
  • Mestproblematiek is een vaak aangehaald issue. En terecht. Ik heb het al genoemd bij de doorgevoerde verbeteringen, maar vind dat het hier terug moet komen. In de huidige markt komt er meer vraag naar dierlijke mest in plaats van de extreem dure kunstmest. In kader van recycling is dit veel beter. Toch, als er iets moeilijk is, is het bepalen van objectieve normen hoeveel mest er verantwoord op de gronden uitgereden kan worden. De inhoud van de mest en de behoefte per grondsoort blijven altijd punt van discussie. Objectief bepalen wat verantwoord is kan duidelijkheid geven.
  • De mate van uitstoot van gassen en fijnstof blijft punt van aandacht. We zijn een innovatieve sector. Er moeten mogelijkheden zijn om verdere reductie door te voeren. Moeilijkheid blijkt wel dat systemen die effectief gedacht (en daarmee verplicht gesteld) worden, later weer ter discussie staan. Ik denk hierbij aan de luchtwassers.
  • We hadden tot voor enkele jaren geleden niet zo snel gedacht dat er in Nederland een watertekort zou kunnen ontstaan. Water krijgt steeds meer aandacht en varkens hebben nu eenmaal water nodig. Bewust omgaan met waterverstrekking, zonder dierwelzijn uit het oog te verliezen, is noodzakelijk.

Ik kan het toch niet laten nog twee punten te benoemen die niet sec milieu zijn, maar in discussies wel degelijk onder duurzaamheid vallen:

  • Voor de omgeving zijn reuk en transportbewegingen belangrijke factoren waar men moeite mee heeft. De reukfactor kun je met bewerkingen van de uitgaande lucht terugdringen of beter het voorkomen van het ontstaan van ammoniak (een belangrijk gas als het over reuk gaat). Transport overlast kan, door het in overleg met de omgeving vaststellen van specifieke aan- en afvoerroutes, aangepakt worden.
  • Megastallen’ in het omgevingsbeeld. Voor mij begint de discussie eerst met de definitie van een megastal. Veelal gaat men dan uit van minimaal 1200 zeugen of 7500 vleesvarkens. Ik merk dat er zeer verschillend gedacht wordt over wat een megastal is. De beleving hierbij is vaak groter dan het werkelijke aantal bedrijven dat aan deze definitie voldoet. Neemt niet weg dat we naar mijn mening als sector onze verantwoordelijkheid moeten nemen om de bedrijven zo goed mogelijk in de omgeving in te passen. Hierbij denk ik dan aan aanleg van singels (bomen en struiken, zodat stallen meer uit het zicht komen te staan en bomen fijnstof verder wegvangen).

De opsomming is verre van compleet, maar discussiepunten genoeg. Wat mij betreft moeten we een open gesprek voeren. We hebben als varkenssector al veel bereikt en ja, er is nog genoeg te doen. Respect naar elkaar voor wat we doen is hierin cruciaal. Openstaan voor elkaars ideeën en beperkingen is leerzaam. Discussies niet uit de weg gaan, maar in eerlijkheid voeren. Dan maken we ook hier nog weer een stap vooruit.

De Varkenspraktijk – Nieuwsbrief juni 2022