John van der Wielen – De Varkenspraktijk, locatie Oss

We zitten alweer midden in de schoolvakanties en het werkzame leven staat voor veel mensen even op een lager pitje.  Ook op de varkensbedrijven is de personele bezetting lager dan normaal, maar dat betekent niet dat de hoeveelheid werk dat verzet moet worden minder is. In de zomermaanden is er juist extra aandacht nodig om vruchtbaarheidsproblemen in het najaar te beperken.  Waar moeten we dan aan denken?

Bij temperaturen in de kraamstal boven de 22 graden Celsius neemt de voeropname van zeugen ruim 200 gram per graad temperatuurstijging af. Deze lagere voeropname heeft als gevolg dat de zeugen meer gewicht verliezen in de kraamstal, waardoor de kwaliteit van de eicellen voor de volgende cyclus afneemt en het interval spenen eerste inseminatie toeneemt. Om gewichtsverlies te beperken bij warmte zijn de volgende maatregelen van belang:

  • voldoende, schoon drinkwater (nippelopbrengst > 3 liter per minuut),
  • speciale “zomer” lactatie voer (meer energie per kilogram voer en minder warmteproductie door grondstofkeuze),
  • restvoer bij slecht vretende zeugen dagelijks volledig verwijderen; bakken moeten brandschoon zijn,
  • aanpassen voertijden naar koelere periodes in de dag,
  • biggenlampen tijdig uit; vloerverwarming aanpassen,
  • voldoende ventileren (max. ventilatie min. 200 m3/zeug/dag),
  • eventueel luchtkoeling door bijvoorbeeld nevelkoeling op hoge druk in de luchtinlaat, waardoor temperatuurreductie tot 8 graden gerealiseerd kan worden.

Al deze maatregelen zijn erop gericht om maximale voeropname te krijgen in de kraamstal. Ondanks deze maatregelen zullen zeugen in de zomer toch minder voer opnemen en meer gewicht verliezen met alle gevolgen van dien.

In warme periodes neemt het interval spenen tot eerste inseminatie vaak toe en wordt ook de lengte van de berigheid vaak iets korter. Deze toename is niet alleen het gevolg van het grotere gewichtsverlies van zeugen in de kraamstal en de lagere voeropname in de kraamstal, maar ook door een slechtere stimulatie door de beren in dekstal. Hierdoor kan het nodig zijn om het inseminatietijdstip aan te passen.

Daarnaast kan het zeker in de zomermaanden economisch verantwoord zijn om de berigheid van de eerste worp zeugen met Regumate 10 tot 14 dagen uit te stellen. Dit resulteert niet alleen in een toename van de worpgrootte van 1,5 tot 2 biggen, maar ook in een betere uniformiteit van de tomen en een hoger afbigpercentage.

In juli en augustus is de conditie van de zeugen in de tweede helft van de dracht vaak zeer goed. Heel vaak lijkt het er zelfs op dat deze zeugen te ruim in conditie zijn of worden. De neiging bestaat dan om het voerschema van de dragende zeugen te verlagen om te voorkomen dat de zeugen te zwaar worden. Realiseer je wel dat de zeugen die je dan beoordeelt in maart of april in de kraamstal hebben gestaan en dus duidelijk minder gewicht hebben verloren in de kraamstal dan de zeugen die in juli of later gespeend worden. Dus in plaats van het verlagen van het voerschema in de dracht, is het tegenovergestelde vaak nodig. Dit houdt in dat de voergift van de zeugen in de eerste 6 weken dracht verhoogd wordt, of dat er meer zeugen op voercurve mager komen staan om het gewichtsverlies in de kraamstal enigszins te compenseren.

Een ander belangrijk aspect is dat de langste dag van het jaar (21 juni) weer is geweest en het aantal uren licht elke dag afneemt. De afname van de daglengte is voor de zeug een signaal dat ze niet drachtig moet worden, omdat haar biggen dan geboren worden in een periode waar geen of weinig voedsel is. Dit signaal wordt door het hormoon Melatonine afgegeven aan de hersenen van het varken, waardoor er minder vruchtbaarheidshormonen worden aangemaakt met als gevolg een slechtere eicelontwikkeling en berigheid.  In de commerciële varkenshouderij is het echter wel de bedoeling dat zeugen ook in de nazomer danwel het najaar drachtig worden van een goede toom biggen. Daarom is het van belang om te voorkomen dat de zeug doorheeft dat de dagen korter worden. Om dit te bewerkstelligen is het van belang om niet alleen in de dekstal 16 uur per dag licht te hebben, maar ook in de kraamstal en tijdens de eerste 6 weken van de dracht. Dus zorg vanaf 1 augustus dat er een strak dag-nachtritme is van 16 uur licht en 8 uur donker per dag in de kraamstal, dekstal en vroege drachtstal. Hierbij gaat de voorkeur uit naar 200 lux.

Een andere belangrijke factor voor vruchtbaarheidsproblemen in het najaar is koude luchtval of tocht. Zeugen zijn hier erg gevoelig voor.  Zodra het september wordt, moet de luchtinlaat weer op winterstand gezet worden en grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht voorkomen worden in de dragende zeugenstal  gedurende de eerste 6 weken van de dracht.

Komende maanden kun je zelf als varkenshouder een groot aantal problemen in het najaar voorkomen door tijdig bovenstaande maatregelen te nemen.