Rudolf Raymakers‘Ik dacht: dit nooit meer’

Rudolf Raymakers was als dierenarts in 1997 nauw betrokken bij de bestrijding van varkenspest. ‘Varkens ruimen, biggen doodspuiten, ik vond het heftig.’

Elk jaar denkt hij rond 4 februari terug aan de gebeurtenissen van toen. Rudolf Raymakers, tot zijn pensioen vorig jaar varkensdierenarts bij De Varkenspraktijk in Someren, weet nog precies waar hij in 1997 was toen hij telefonisch het bericht kreeg dat er in de Nederland varkenspest was vastgesteld. “Ik was op een bedrijf met pluimvee en varkens.”

Het bericht was en schok en toch ook weer niet. “Ik was toen voorzitter van de groep Geneeskunde van het varken, een onderafdeling van de KNMvD. Ik stond dus misschien wat meer vooraan qua informatie dan anderen, ik wist al dat er wat speelde, dat er een verdenking was. Toch is zo’n telefoontje dan alsnog wel een dreun.”

Dat er iets dreigde, voelde hij al langer. Er was varkenspest in Europa, zelfs dichterbij in Duitsland. “Iedereen voelde die dreiging, tegelijk was er ook een soort ontkenning. We dachten dat we het goed voor elkaar hadden en dat het zo’n vaart niet zou lopen. Tot 4 februari.”

De eerste dagen was het chaos, herinnert hij zich. Als veterinair was het zijn taak om bedrijven te screenen en verdachte gevallen te melden bij de RVV (Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees; tegenwoordig NVWA). Die kwam vervolgens bloedmonsters nemen voor nader onderzoek.

“Het lastige was dat er overal al besmettingshaarden zaten, terwijl de bestrijding als het waren nog bedacht moest worden want het draaiboek was niet aangepast aan de tijd. Een vervoersverbod instellen gebeurde nog via het vermelden van een opgehangen brief op het gemeentehuis.

En vrachtwagens moesten ontsmet worden met natronloog, Dat is een enorm bijtend goedje, het tast je materiaal aan. Vandaar dat er ontwijkgedrag ontstond. Dat was niet nodig geweest, wat er waren inmiddels milderen middelen beschikbaar. Het duurde even voor die werden toegestaan. Het vinden van oplossingen kost tijd en die was er niet. “

‘Of het ooit weer zo uit de hand kan lopen als 25 jaar geleden? Nee’

Als snel bleek de ruimingscapaciteit niet toereikend. De overheid besloot daarom om jongen biggen dood te spuiten. “Daar was wat voor te zeggen, die biggen gingen in een afsluitbare ton, het vervoer naar de destructie was veiliger en het was ook minder kostbaar dan varkens van 130 kilo ruimen. Maar het was natuurlijk verschrikkelijk om te moeten doen. Daarvoor was ik geen dierenarts geworden. Als varkensdierenartsen pleitten wij dan ook voor een fokverbod, we wilden niet na het doodspuiten van de eerste worp, ook nog de volgende worpen moeten doen.”

Wat hem het meest is bijgebleven uit die tijd is de gedachte: dit nooit meer. “Het ruimen, het doodspuiten van biggen, ik vond het een heel heftige manier om het probleem te managen.”

Of het ooit weer zo uit de hand kan lopen als 25 jaar geleden? “Nee”, zegt Raymakers stellig. “Er is heel veel verbeterd. De I&R loopt nu goed en de spaghettistructuur is verdwenen, bedrijven hebben nu veel minder contacten. De communicatie gaat efficiënter, er is nu internet en e-mail en er is veel meer aandacht voor hygiëne.

Dat moet ook wel, want ik maak me grote zorgen over de Afrikaanse varkenspest die oprukt. Die moeten we echt niet hebben hier. Dan loopt de export vast en voorzie ik een enorme sanering. Maar met een goede hygiëne moet het buiten de deur zijn te houden.”

4 februari 2022/Margreet Welink/Boerderij