Per 1 januari 2017 gaat deze in. Wat zijn voor u de gevolgen van de wijzigingen.
Voorraad;
Eerste keus middelen (geen verandering ten opzichte van de bestaande regeling)
De hoeveelheid die op uw bedrijf aanwezig mag zijn is bedoeld om maximaal 15% van de voor de aandoening vatbare dieren te kunnen behandelen. Het gaat dan om individuele behandelingen en niet om een koppelbehandeling. Voor dit laatste moet de dierenarts eerst langskomen.
De aandoeningen waarvoor de eerste keus middelen worden ingezet staan vermeld op het Bedrijfsbehandelplan. U mag de behandeling starten zonder de tussenkomst van uw dierenarts. U mag de produkten in de vorm van injecteerbaar of via de bek toepasbaar hebben staan, echter u moet aannemelijk kunnen maken dat u een kleine groep dieren er mee kunt behandelen. Indien bijvoorbeeld het product via het drinkwater verstrekt moet worden maar dat dan alle dieren in een afdeling het middel krijgen, kan het middel niet aanwezig zijn op het bedrijf voor individuele behandeling. Een topdressing kunt u wel inzetten voor de behandeling van een kleine groep dieren.
Tweede keus middelen (wel een verandering)
De hoeveelheid die op uw bedrijf aanwezig mag zijn is bedoeld om maximaal 10% van de voor de aandoening vatbare dieren in een afdeling te kunnen behandelen. Ook hier gaat het om een individuele behandeling en gelden dezelfde voorwaarden voor een koppelbehandeling als bij de inzet van eerste keus middelen.
Voor maximaal drie aandoeningen per UBN mogen de produkten aanwezig zijn. Samen met uw dierenarts bepaalt u welke aandoeningen op uw bedrijf het meest van belang zijn. Deze aandoeningen moeten in het bedrijfsbehandelplan worden vermeld. In het bedrijfgezondheidsplan moet onderbouwd zijn waarom tweede keuze middelen voor die betreffende aandoeningen aanwezig moeten zijn. Ook moet worden aangegeven welke aanvullende maatregelen genomen worden om de uitbraak van de aandoening te bestrijden en herhaling te voorkomen.
Colistine:
Voor colistine gelden buiten de UDD regeling om nog extra voorwaarden aangezien het een “last resort”middel is voor de humane gezondheidszorg. Dit betekent dat het middel alleen mag worden toegepast als andere tweede keus middelen (onderbouwd) niet werkzaam zijn tegen de op uw bedrijf gevonden E.coli. Verder dient men een zo klein mogelijke groep dieren hiermee te behandelen.
Bezoekfrequentie
Alle bedrijven die alleen eerste keus middelen voor individuele behandeling gebruiken, hebben een bezoekfrequentie volgens de geldende IKB verordeningen dus om de 4 weken.
Alle bedrijven die tweede keus middelen inzetten en biggen op hun bedrijf hebben tot de leeftijd van 8 weken (vermeerderingsbedrijven, gesloten bedrijven en vleesvarkensbedrijven met speenbiggen of losse speenbiggen bedrijven) hebben een bezoekfrequentie van twee weken. Tijdens dit bezoek wordt vastgelegd hoe de tweede keus middelen voor de komende twee weken worden ingezet. Hierbij moet ook de identificatie van de dieren worden vastgelegd.
Een uitzondering hierop is mogelijk voor de bedrijven (met biggen tot de leeftijd van 8 weken) die met alle diercatagorien op hun bedrijf gedurende drie periodes van een half jaar in het streefgebied zitten. Deze varkenshouders kunnen gebruik maken van een contactmoment bij inzet van tweede keus middelen. Het tweewekelijkse bezoek tussen de vierwekelijkse bezoeken komt dan te vervallen.
Echter; bij inzet van een tweede keus middel is dan binnen 24 uur contact vereist met de dierenarts, ook in het weekend .Hoe men dat doet is vormvrij en dient onderling afgesproken te worden. De dierenarts stuurt binnen 24 uur na melding van de varkenshouder een instructie waarin hij aangeeft voor welke periode het middel toegepast mag worden bij vatbare dieren voor de betreffende aandoening. In deze instructie hoeven de dieren niet geidentificeerd te worden, dit doet u bij toepassing van het middel. De dierenarts bepaalt de lengten de periode van toepassing maar kan ook besluiten om eerst langs te gaan afhankelijk van de situatie. Wil men een ander tweede keus middel inzetten voor een van de drie benoemde aandoeningen dan is eerst weer een contactmoment noodzakelijk.
Het contactmoment kan ook gebruikt worden door vleesvarkenshouders die tweede keus middelen willen inzetten.
Varkenshouders kunnen er voor kiezen om toch te blijven werken met een tweewekelijks bezoek, maar dit moet dan wel vastgelegd worden in het bedrijfsgezondheidsplan. Een contactmoment voor inzet van een tweede keus middel is dan niet noodzakelijk.
Afvoerplicht
De afvoerplicht van tweede keus middelen vervalt. Voor alle antibiotica geldt dat middelen die over zijn met een nieuwe instructie van de dierenarts gebruikt kunnen worden.
Klik hier om naar de brochure te gaan.
Zijn er nog vragen dan horen we het graag.
Varkensartsen van De Varkenspraktijk